De Vloot

De opdracht van de D&B wedstrijd die het team won voor de overheidsrederij VLOOT diende zeer functioneel, dienstbaar en gebruiksvriendelijk te zijn en tegelijkertijd ook een hommage te brengen aan de activiteiten in en rond de achterhaven van Oostende. In die optiek ontwierp Architectenbureau Bart Dehaene in samenwerking met Philip Aguirre Y Otegui en Util een efficiënt gebouw dat zich tevens als monument profileert en zo de relatie van de kaai met de zee én de stad bestendigt. Het havenlandschap is een context waarin ‘architectuur’ een zonderlinge gast is. Daarom bedenken we de architectuur vanuit een continuïteit van het landschap, met behoud van de geest van deze plek, waarbij hedendaagse realiteit en geschiedenis samenvallen. Door het gebrek aan een landmark valt de Winston Churchillkaai weinig op. Een landmark moet herkenbaar zijn – vorm – maar moet ook connotaties oproepen – inhoud –. Vorm en inhoud dienen daarenboven samen te vallen. Deze blinde vlek wordt zo omgetoverd tot een podium dat de werking van VLOOT toont en tegelijk een nieuw gezicht aan de horizon van de stad vormt.

Zo sculpturaal de buitenzijde van het gebouw, zo functioneel de binnenzijde. Het plan komt zo tegemoetkomt aan de nood naar centralisatie en optimalisatie. Een strakke planfiguur moet daarom organiseren en tegelijk een grote mate van flexibiliteit toelaten zodat toelevering en bevoorrading van schepen zo efficiënt en snel mogelijk kan verlopen.

Voor de materialisatie richtten we ons naar het landschap: zand, water en keien, de basiselementen voor beton. Beton heeft als bijkomende kwaliteit dat het, naast het onderhoudsvriendelijke en bouwtechnische voordeel, mooi veroudert in een maritieme context van zoute zeelucht en gure wind, naar het voorbeeld van de talloze bunkers langs de kustlijn in Europa. Ook binnenin zet beton de hoofdtoon.

In een landschap dat bestaat uit overwegend kunstwerken van ingenieur technische aard wordt een gebouw geïntroduceerd dat een kunstwerk an sich is en de overhand geeft aan het artistieke. De vormgeving van het kunstwerk is een opgeschaalde versie van een getrapte sokkel die een abstract bootje ondersteunt. De tactiliteit van het werk wordt verkregen door de ambacht van het sculpteren in klei. De lichte hellingen doen denken aan de figuren van bunkers. De huid is zo een vorm van geraffineerdheid die loodrecht staat op de vaak koude precisie van computertekeningen die architectuur produceert. Het is ook een kwaliteit die bij het verschalen niet verloren mag gaan. Door de toepassing van spuitbeton kunnen we vrij nauwkeurig de nodige nuances behouden.

Naast het gebouw komt een zuil van boeien. Hoewel zowel het gebouw als de zuil beiden een kunstwerk zijn, is de zuil het absolute tegengewicht van het gebouw. Hier wordt niet geabstraheerd, noch een maquette verschaald, noch een functie aan de sculptuur gekoppeld. Het is een loutere stapeling van boeien als een objet trouvé. De speelsheid die ervan uit gaat is weergaloos. Samen werken gebouw en zuil als contragewichten die een slinger in beweging houden. De zuil doorbreekt de monumentaliteit van het gebouw en op zijn beurt tempert het gebouw de anekdotiek van de zuil.